‘Doordeweekse dingen’ is mijn blog. Over mislukte traktaties, dode poezen, drugsdealende astrologen, falend opvoeden, mijn ontmoeting met Conan de Barbaar en een existentiële crisis in Eurodisney.
Daar, in de donkerste put van de haat, heb ik de term gebezigd
Paardenbeffer
donderdag 27 januari 2016, Pam van der Veen
“Extra belegen? Plat stukje of punt?” Terwijl hij een grote Goudse van het schap pakt, kijkt de kaasboer achterom. ‘De boerkaas,’ zoals Stach hem altijd noemt. Hij is tweeëneenhalf en dol op de man, die hem altijd een plakje kaas geeft. Wachtend op de bestelling kijk ik neer op mijn zoon. Zijn blonde krullen, zijn houtje-touwtje jas, zijn warme handje in de mijne. Trots wijst hij op de tekening die hij voor de boerkaas heeft gemaakt en die nu aan de winkelmuur prijkt. Dat plakje heeft hij sowieso binnen. Ook de vrouw naast ons oogt vertederd. En dan, terwijl de kaasboer ons pondje extra belegen in vetvrij papier wikkelt, hoor ik het Stach roepen.
“Paardenbeffer!”
Het klinkt beslist niet onvriendelijk, integendeel. Eerder verheugd, geestdriftig zelfs. Maar hij heeft het zonder twijfel gezegd. “Paardenbeffer!”
Ik verschiet van kleur. De kaasboer kijkt achterom. Heeft hij het goed verstaan? De klant na ons reageert in elk geval verstoord. Paardenbeffer? Hoe komt een jochie van twee aan zo’n woord? In welk gezin groeit dat arme kind op? En vooral: wat voor ’n moeder heeft het?!
Als het kon, zou ik door de grond willen zakken. Ik weet namelijk maar al te goed waar Stach dat woord vandaan heeft. Ik heb het zelf geroepen, meerdere malen, op het dieptepunt van mijn scheiding. Daar, in de donkerste put van de haat, heb ik de term gebezigd. Ik weet niet eens meer hoe ik er zelf aan kwam, maar wel dat hij vrij exact uitdrukking gaf aan wat ik destijds voelde. Voor mijn ex, de vader van mijn kind, dat het woord dus ook gehoord heeft. En dat het nu uit volle borst naar de kaasboer staat te roepen.
“Ssst!” sis ik. “Dat mag je niet zeggen!” Stach kijkt verwachtingsvol naar de kaasboer, die inmiddels bij de kassa staat. “Anders nog iets?” Klinkt hij van slag of verbeeld ik het me? Met gekromde tenen en neergeslagen blik reken ik razendsnel af. Ik haast me de winkel uit, Stach voor me uit duwend. Ogen prikken in mijn rug.
Eenmaal buiten zie ik dat Stach rood aanloopt. Trillende onderlip, dikke traan op zijn wang. “Wat is er?” vraag ik ongerust. Hij stort zich in mijn armen, uit zijn lijfje welt een rauwe snik omhoog. “Boerkaas!!” Diep verdriet klinkt uit zijn stem. Bij dit leed verbleekt zelfs mijn gêne.
Hij heeft geen plakje kaas gekregen.
Heel hard gelachen….en een traantje weggepinkt!
Wat moet je toch opletten he? Maar het levert wel altijd een volle lach op!
Haha!! Maar wie was dat paard? Laat me raden…
Hikkend van het lachen uitgelezen, ook al kon ik de slagzin afmaken en de plaatjes feilloos inkleuren! Wat een heerlijk verhaal!
in Utrecht vaker gehoord